Jenaplanonderwijs

Het Jenaplanonderwijs is ontwikkeld door Peter Petersen, die in het Duitse stadje Jena een school leidde waarin:

  • De kring de vorm was om met elkaar te praten. De kinderen konden elkaar dan allemaal zien en waren gelijkwaardige gesprekspartners
  • De kinderen inbreng hadden in dat wat er geleerd werd, zij waren niet onmondig maar mondig.
  • De kinderen in tafelgroepen werkten, dus niet in rijtjes van 2 achter elkaar, maar in een opstelling waarin kinderen elkaar konden zien en waarin ze met elkaar konden overleggen en van elkaar konden leren.
  • De kinderen niet alleen maar stil moesten blijven zitten, maar waar ook gevarieerd werd in groeps- en samenwerkingssamenstelling.
  • Niet alleen binnen maar ook buiten gewerkt en geleerd werd.Iedereen, ook kinderen, medeverantwoordelijk was voor de sfeer en werkmomenten binnen de groep.
  • Gesprek, spel, werk en viering de pijlers waren waar het onderwijs op rustte.
  • Peter Petersen heeft kernwaarden ontwikkeld die ook bij ons nog steeds uitgangspunt zijn:
  • Elk mens is uniek; zo is er maar één. Daarom heeft ieder kind en elke volwassene een onvervangbare waarde.
  • Elk mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze wordt zoveel mogelijk gekenmerkt door: zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gerichtheid op sociale rechtvaardigheid. Daarbij mogen ras, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociale milieu, religie, levensbeschouwing of handicap geen verschil maken.
  • Elk mens heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig; met andere mensen, met de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid van natuur en cultuur, met de niet zintuiglijk waarneembare werkelijkheid.
  • Elk mens wordt steeds als totaal persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
  • Elk mens wordt als een cultuurdrager en –vernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
  • Mensen moeten werken aan een samenleving die ieders unieke en onvervangbare waarde respecteert.
  • Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling.
  • Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan.
  • Mensen moeten werken aan een samenleving die respectvol en zorgvuldig aarde en wereldruimte beheert.
  • Mensen moeten werken aan een samenleving die de natuurlijke en culturele hulpbronnen verantwoord voor toekomstige generaties gebruikt.
  • De school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokken. Ze wordt door de maatschappij beïnvloed en heeft er zelf ook invloed op.
  • In de school hebben de volwassen de taak de voorgaande uitspraken over mens en samenleving tot pedagogisch uitgangspunt voor hun handelen te maken.
  • In de school wordt de nieuwe leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van de kinderen als aan de cultuurgoederen die in de maatschappij als belangrijke middelen worden beschouwd voor de hier geschetste ontwikkeling van persoon en samenleving.
  • In de school wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met pedagogische middelen.
  • In de school wordt het onderwijs vormgegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering.
  • In de school vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats, naar leeftijd en ontwikkelingsniveau, om te leren van en zorgen voor elkaar te stimuleren.
  • In de school worden zelfstandig spelen en leren afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. In dit alles speelt het initiatief van het kind een belangrijke rol.
  • In de school neemt wereldoriëntatie een centrale plaats in, met als basis ervaren, ontdekken en onderzoeken.
  • In de school vindt gedrags- en prestatiebeoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van dat kind en in samenspraak met hem of haar.
  • In de school worden veranderingen en verbeteringen gezien als een nooit eindigend proces. Dit proces wordt gestuurd door een consequente wisselwerking tussen doen en denken.

Verschil met regulier onderwijs

Op een Jenaplanschool worden net zo goed vakken gegeven zoals rekenen, schrijven, lezen en taal. We verschillen echter van een reguliere basisschool doordat bij ons een aantal dingen anders gaan. Uitgangspunt is dat we SAMENLEVEN en daar zijn samen leren en samen werken onderdelen van.

Stamgroep

De kinderen zitten in een stamgroep waar meerdere leerjaren bijeen zitten. Hierdoor wisselen de samenstellingen van de groepen elk jaar. Dit geeft kinderen de kans om elk jaar opnieuw een andere rol of plaats in de sociale groep te verwerven. Kinderen leren elkaar te helpen en respect voor elkaar te hebben ongeacht de leeftijd, de afkomst of sociale status van ouders.  Binnen een heldere structuur hebben kinderen de vrijheid om bepaalde keuzes te maken en eigen invullingen te geven aan zaken die zij belangrijk vinden.

Vieringen

De kinderen presenteren tijdens vieringen wat ze geleerd hebben. Zo leren kinderen van elkaar en delen we met ouders wat er op school gebeurt.

Gesprek

Elke dag zitten de kinderen in een kring voor een gesprek. Ze leren zichzelf verwoorden, naar elkaar te luisteren, door te vragen en elkaars mening te respecteren.